Voor jullie ligt de donkere nacht.
Zondag 28 februari 1999.

's M iddags begint wederom de stormloop van mensen die op bezoek komen.
Details die ik me herinner van die zondagmiddag: veel sprakeloze mensen; veel verontwaardigde mensen die vinden dat het niet zou mogen dat zo'n klein kind sterft.
We stellen onzelf ook hardop de vraag: waarom hebben we er woensdagavond geen dokter bijgehaald en zou dit wat hebben uitgemaakt? Niet in de zin van een loodzwaar schuldgevoel maar het is er wel in lichte mate.
Er zijn veel kinderen meegekomen en waar kinderen zijn wordt gespeeld: fijn voor David.
Iemand merkt de vele boeken over dood en reïncarnatie op in onze boekenkast en zegt dat deze er niet voor niets staan.

En dan is het weer avond en stil in huis. Geert komt weer, hij heeft materiaal nodig voor haar levensterugblik. Wij proberen Anna's leven, de twee jaar met haar samen, te beschrijven.
Heel moeilijk. Het voelt zo onvolledig, er zijn zoveel details. Wat we vertellen doet geen recht aan haar leven.
Geert neemt ook de tekening mee die David gemaakt heeft voor de liturgie van a.s. dinsdag.
Er is een huis met een deur op te zien. Met een rokende schoorsteen, dakpannen en een kat op het dak. In het huis zit iemand bij de tafel (dat ben ik volgens David). Op de tafel staan drie borden. Er loopt nog een klein figuurtje binnen (David). Buiten staat Frans een kip te voeren.
In de lucht zweeft een engel richting zon met Anna in zijn armen.

In Roosendaal schrijft Monique deze zondagmiddag haar sprookje van
'De kleine akkerwinde'.
Anderhalf jaar hebben zij en haar man en kinderen Anna heel goed gekend en haar bijna dagelijks gezien.
We zullen dit sprookje op de begrafenisdag ontvangen samen met een bijbehorende brief waarin ze o.a. schrijft: 'In tranen heb ik dit sprookje voor jullie geschreven. Zo leeft Anna in onze herinnering voort: een stralend, blij, roze bloempje. We hebben zo van haar gehouden. Jullie hebben jullie stralende bloempje af moeten geven en de pijn die dat met zich meebrengt, durf ik me niet eens voor te stellen.
Het zaad dat Anna in jullie gezaaid heeft, ligt nog diep verborgen onder alle pijn en verdriet.
Voor jullie ligt de donkere nacht.
Wij staan aan de kant en kijken machteloos toe.
'Anna's zaad' kunnen wij niet laten ontkiemen, dat moet de tijd doen.
Daarom willen we jullie andere zaden geven, zaden die nog deze lente kunnen bloeien en veel vlinders aan zullen trekken. Dat prachtige symbool dat jullie op Anna's kaart hebben laten drukken. '

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>