Poot jij deze Anna-moontjes voor mij?
Dinsdag 2 maart 1999.

D e kinderen uit Frans' z'n klas delen aan iedereen in de kerk een narcis uit die door allen wordt meegenomen naar het kerkhof. Begeleid door orgelspel lopen we achter de kist de kerk uit.
Bij de uitgang merk ik dat ik alleen nog de steel van de narcis in mijn hand houd. De bloem is afgeknakt.
Naar buiten de auto weer in met de kist op schoot. Het regent. David's schopje is zoek, Annelies gaat de kerk weer in. Het duurt even voordat het schopje gevonden is.
Dan naar het kerkhof. Mercedes loopt voorop in haar lange jas.

Rond het grafje liggen planken waarop wij moeten staan. Het gat is dieper dan ik had verwacht.
Geert zegt nog een kort gebed. Langzaam wordt de kist met behulp van touwen neergelaten in het graf. Mercedes legt uit dat wij tot het laatste toe zullen blijven. Dat ieder die dat wil wat zand op de kist kan gooien met het schopje van David.
We staan daar heel lang op die smalle plank. Frans en ik met David in ons midden.
Ik staar onafgebroken in die diepe kuil.
Een eindeloze rij van mensen trekt voorbij. Sommigen scheppen het zand met hun handen.
Veel narcissen worden in het grafje gegooid en belanden onder het zand.
Uiteindelijk zijn we alleen over. De kist is bijna niet meer zichtbaar onder al dat zand en dat is goed. We moeten dit heel bewust meemaken.
Als laatsten scheppen wij het zand erover. Met z'n allen hebben we haar lichaam letterlijk begraven.
We gaan.
Naar het café waar wij als laatsten arriveren en waar de vele kinderen zich uitleven op het toneel achter in de zaal.
En waar we direct overspoeld worden door toestromende vrienden, familieleden en kinderen. Er vormt zich een lange condoleancerij. Mensen zijn tot in hun ziel geraakt, omhelzen ons. Sommigen lang met vele woorden, anderen woordeloos. Het is heel, heel zwaar maar ook heel goed.

Dan kunnen we eindelijk naar huis. We nemen afscheid van Mercedes. Ze hangt me een kettinkje met een vlinder om de hals.
De naaste familie gaat nog mee. Er wordt weer een pot koffie gezet hoewel we allemaal geen koffie meer kunnen zien.
Er is al heel veel post waar ik nu absoluut geen zin in heb.
Op een envelop staat:'luchtpost voor David'.
'O, dat is van Anna' zegt David gelijk. Frans leest de brief voor:

'Lieve David.
Omdat ik niet kan schrijven, doet dat een hulpje voor mij.
Maar ik wil je graag zeggen: ik ben er nu niet meer om met je te spelen/kletsen/ruzie maken of knuffelen, maar weet dat jij en ik altijd bij elkaar blijven horen..........
Poot jij deze Anna-moontjes voor mij?'

In de envelop zitten kleine donkere knolletjes.

Hier worden we allemaal stil van.

Eindelijk, eindelijk is de dag om en het huis stil en rustig.
We zijn alleen. David slaapt. We zijn totaal uitgeput en kapot.
We gaan aan de drank. Bier en port. We gaan ons bezuipen. We zijn zo boos en verdrietig.
Dit is zo ongelooflijk kloten! Waarom moest dit gebeuren? Waarom?
Ik sla met m'n hand zo hard op de grond dat ik nog dagenlang met een gekneusde vinger rondloop.
Later sla ik op de groenrode stoffen bal die bestemd was als verjaardagscadeautje voor Anna.
En sla, en sla en sla.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>