De geur van de hemel op aarde.
Maart 1999.

E lke avond schrijf ik en de brief wordt steeds langer.
We zitten, denken, drinken koffie en alcohol, praten. Proberen het tot ons door te laten dringen.
Halen herinneringen op. Luisteren naar klassieke muziek. Beantwoorden telefoontjes.
Ik lees geen enkel boek.
Frans blikt met spijt terug op de relatief korte tijd die hij met Anna heeft doorgebracht. Vlak na haar geboorte werd hij erg in beslag genomen door de verhuizing van de school naar een ander gebouw. Ook daarna liet hij zich maar al te gauw weer overspoelen door zijn werk als vrije-schoolleerkracht.
Hij had zich juist voorgenomen in deze lente veel met haar te doen, lekker te gaan fietsen en zo.
En ik? Ik kan alleen maar dankbaar zijn dat ik zoveel bij haar ben geweest. Dat ik na de geboorte van Anna weloverwogen het besluit heb genomen mijn baan op te zeggen.
Nu terugkijkend denk ik: we hadden nog intenser en bewuster van haar kunnen genieten.

Eind maart is de brief klaar. Net voor Pasen gaan er tweehonderd en vijftig exemplaren de deur uit.
Er staat veel in.
De aanloop naar haar sterven, het sterfmoment nadat ik haar overgaf aan de kinderarts, de uitkomst van de obductie, de 'tekenen '.
De vage onrustgevoelens, de week van haar conceptie met de kloof, de dode koe en het boek 'Paula'. Haar geboorte met de vreemde placenta, de rare eerste verjaardag, het niet kunnen aarden in Roosendaal. De reproductie van de engel, de prent in de kinderkamer, de voorvallen in de bibliotheek, David's gedrag op die woensdag.
Over de begrafenisdag: mijn 'herkenning ', de engelen, mijn dromen, de regenboog, de eerste eitjes en de kalmerende handen.

De brief eindigt als volgt.
Op het geboortekaartje van David stond een spreuk van Inayat Khan:
'Een pasgeboren kind brengt de geur van de hemel op aarde '.
Wij hebben heel sterk ook het omgekeerde ervaren en voelen dit ruim vier weken na Anna's dood nog steeds. Ons pasgestorven kind opent de poort naar de hemel en brengt een verbinding tot stand tussen hemel en aarde.
Ik heb in heel veel ogen van zoveel meelevende mensen gekeken en daar hun zielen gezien.
In de dagen voor de begrafenis. Zoveel geschokte mensen die ons komen bezoeken.
We bereiden de dienst voor samen met Geert die dominee is en ouder van een kind dat bij Frans in de klas zit. Mercedes is de uitvaartleidster en ouder van een kind op onze school.
Dick maakt het kistje en is ouder van twee kinderen op onze school. En Cor (net verhuisd naar Dordrecht) zal komen orgel spelen. Zijn kind zat bij David in de kleuterklas.
Zo wonderlijk.
Frans zoekt tot maandagnacht naar een geschikt sprookje dat hij zelf wil vertellen tijdens de dienst. Ineens weet hij het. Het wordt een fabel van D.U. de Haes, 'de sprinkhaan, de mol en de rups'. Sinds een week was hij dit verhaal aan het uitbeelden met de kinderen in zijn klas. Het is een lente-fabelspelletje.
De dag van de begrafenis. Zoveel mensen zijn gekomen. Al onze contacten uit verleden, heden en toekomst komen samen op die dag. Ja, ook toekomst in de vorm van de belofte van ontluikende vriendschappen.
De weken daarna. Contacten raken erdoor in een stroomversnelling en zijn heel intens en direct.
En mensen, vooral vrouwen, vertellen mij in vertrouwen hun wonderlijke ervaringen.

Er was een sterke, innerlijke drang dit alles op papier te zetten en te verspreiden.
Waarom? Omdat het belangrijk is. Ik ben ervan overtuigd dat heel veel mensen wonderlijke dingen meemaken. Maar al te vaak wordt dit afgedaan als toeval. Het is eng, het wordt genegeerd, vergeten, belachelijk gemaakt en diep weggestopt.
Doe ermee wat u/je wilt: praat erover met elkaar, bel/schrijf/kom/reageer.

Onze Anna is terug naar het licht en wij missen haar verschrikkelijk.
Het tweejarige kind Anna hadden wij met liefde groot willen brengen. Dit kind komt nooit meer terug. Haar ziel leeft eeuwig. Er is een vermoeden van wat deze ziel ons wil leren.
Meer vanuit ons hart leven. In sprookjes is het hart het symbool voor moed, zekerheid en intuitie.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>