Madeliefje, waarom blijf je zo dicht bij de aarde?
Maart 1999.

E rgens in Noord-Holland houdt onze vriend Jan zijn paaspreek welke hij ons een paar dagen later toestuurt.
Wat fragmenten hieruit:

'Een tijdje geleden was ik op bezoek bij vrienden.
Het was geen vrolijk bezoek, want ze hadden net hun dochtertje van 2 verloren.
Dinsdag wat hangerig en verkouden, woensdag grieperig en donderdag in het ziekenhuis overleden. We kwamen binnen en het huis was vol van buren en vrienden, familie.
Rouwbezoek.
We gingen met de moeder naar haar kamertje en daar lag ze.
Anna.
De dood geeft iets vreemds aan zo'n mensje, het lijkt wel een vreemde pop.
De levenslust, nieuwsgierigheid, vrolijkheid, zij zijn niet meer aanwezig. Er hing ook een stille, melancholieke sfeer in dat kamertje.
Anna, een kastje met foto's, een map voor de handtekeningen.
Verleden tijd, vroeger, gisteren, vorig jaar.
Maar niet meer nu.
Ik ben met de vader naar buiten gegaan en hij vertelde over de wonderen die gebeurd waren de afgelopen dagen. Wonderen van hulp, wonderen die hen vertelden dat Anna nu gelukkig was.
Alsof de atmosfeer doorzichtig was geworden, tussen hemel en aarde.
Hij vertelde en geloofde ook, dat ze als een engeltje in hun leven zou blijven. Als hulp.
De sfeer werd anders. Natuurlijk heeft een vader verdriet, dat was hem wel aan te zien.
Maar door dat verdriet heen, voelde ik het licht van die andere wereld.
Met de tranen in zijn ogen, nam hij me mee naar die vreemd gelukkige wereld van engelen, van hemels licht, van transparante mensen.
Nu enkele weken later heb ik een brief van de moeder gekregen, waarin ze o.a. vertelt van de bijzondere tekenen die ze gekregen hebben.
Allemaal gebeurtenissen die we op aarde toeval noemen.
Maar daar is de schepping te intelligent voor, te bijzonder.'

s'Avonds steken Frans en David het paasvuur aan.
De afgelopen maanden hebben ze van takken en stukken hout een grote berg gemaakt.
Anna heeft hieraan ook nog meegeholpen. Ik wil er niet naar kijken en blijf binnen.
Ik ben boos en verdrietig. Voor Frans is het vuur juist helend. Hij blijft tot diep in de nacht buiten.

Een gedachte in het nachtelijke maanlicht: al ga ik de hele wereld rond, nergens zal ik het kind Anna zoals ze was, vinden.

In het Stortelersbos, waar we vaak wandelen, bloeien duizenden witte annamoontjes.
David zingt: papegaaitje leef je nog.
Hij plukt honderden madeliefjes en zet ze in glazen bij Anna's foto.
Ik pak het boekje van Inayat Khan, sla willekeurig open en lees:
'Madeliefje, waarom blijf je zo dicht bij de aarde?
-Zij is het thuis van alle sterfelijke wezens.
Wat is jullie boodschap?
-Gelukkig de zachtaardigen, zij zullen de aarde be-erven.
Waarom zijn jullie hier?
-Om op aarde de hemel te weerspiegelen.
Wat is jullie dagelijkse plicht?
-De harten troosten, waar overheen wordt gelopen.
Wat doen jullie hier op het kerkhof?
-Wij eren God door te buigen aan de voeten van zijn schepselen. '

Er komen reacties op de brief. Sommige mensen bellen om te bedanken voor de brief.
Anderen schrijven: 'Ik heb de brief gelezen, en tijdens het lezen kwam er een gevoel van blijdschap bovendrijven. Het is een vreemd, misschien zelfs ongepast woord in deze context.
Misschien is 'genade ' beter. Anna heeft onbekommerd kind kunnen zijn. Haar is een weg vol ziekenhuizen, dokters, onderzoeken etc. bespaard gebleven. Ze was gewoon kind, geen ziek of zelfs ten dode opgeschreven kind.
Ook jullie hebben onbezorgd van haar kunnen genieten, zonder steeds het onafwendbare einde in het achterhoofd.
Ik weet dat dat niets van het verdriet afdoet, dat wil ik zeker niet beweren....'.
Iemand anders schrijft: 'Ik denk dat niemand de brief met droge ogen heeft gelezen, en veel mensen die zelf iemand hebben verloren, vonden er bemoediging in.'

Deze maand begin ik te lezen. Er ligt een hele berg boeken klaar.
Als eerste lees ik het boek van Arie Boogert getiteld 'Bij het sterven van kinderen''Bij het sterven van kinderen'.
In de bibliotheek van Tholen stond dit boek meestal onuitgeleend in de kast. Terugkijkend weet ik dat dit boek een bepaalde aantrekkingskracht op mij had.
Ik heb het wel eens in handen gehad maar het nooit echt gelezen. Waarom zou ik zoiets lezen?
Toen David eenmaal geboren was, was daar helemaal geen sprake meer van.
Nu 'mag' ik het lezen.
Het boek bevat o.a. citaten uit voordrachten van Rudolf Steiner en verschillende sprookjes en verhalen. Een van de sprookjes die er in staan is 'Het boshuis', het prentenboek dat voor David klaarlag ter ere van Anna's tweede verjaardag. Dit sprookje geeft volgens de auteur een beeld van de weg die naar het einde voert. Het begeleidt het kind op zijn weg naar de hemelwereld.

Boogert heeft het over tekens voor het naderende einde.
Volgens hem is een van de belangrijkste dingen die je opnieuw kunt leren, dat de dood zich van tevoren aankondigt.
'De dood kondigt zich van tevoren aan en er is iemand die daar weet van heeft.
Die iemand ben je zelf, maar in een andere laag van je bewustzijn.'
Ik vermoed dat zelfs een klein kind als Anna op een of andere manier onbewust heeft geweten dat ze zou sterven.
Iets anders wat mij ook bijzonder aanspreekt is dat als een kind gestorven is geen kind meer is.
Hierover zegt hij: 'Het sterven van een kind verlangt van ons, dat we innerlijk vrijkomen van ons kind: als ons kind, en ook van het kind als kind. Wat in het leven geleidelijk kan gebeuren en ons lang niet altijd lukt, moeten we nu in korte tijd opbrengen, onder moeilijke omstandigheden.
Men zal herinneringen bewaren aan een kind, en in het gestorven kind komt een individualiteit vrij van het aardse kind-zijn die niets kinderlijks heeft.'

Steiner wordt aangehaald over de verbinding tussen gestorven kinderen en de achterblijvers.
'Als wij kinderen verliezen, is het goed beschouwd zo, dat zij in feite helemaal niet werkelijk van ons weggaan, maar eigenlijk bij ons blijven.
Dat blijkt voor het helderziende bewustzijn daardoor, dat de boodschappen, die wij bij het ontwaken ontvangen, juist bijzonder levendig en duidelijk zijn als het om kinderen of jonge mensen gaat die gestorven zijn.
Dan is er een verbinding tussen de achtergeblevenen en de gestorvenen, waarvan men wel kan zeggen: een kind heeft men in werkelijkheid helemaal niet verloren, goed beschouwd blijven ze aanwezig.
En ze blijven vooral daarom aanwezig, omdat zij er na de dood dringend behoefte aan hebben op ons ontwaken in te werken, boodschappen bij ons ontwaken te geven.'
Wollig taalgebruik maar wel herkenbaar voor mij. Zo schreef ik een keer direct na het wakkerworden: 'ik weet wat Anna ons wil leren: meer vanuit ons hart leven'.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>