Opnieuw vlees worden.
September 1999.

H et thema reïncarnatie houdt mij bezig. Het is geen nieuw thema. Begin jaren negentig las ik hier al veel over en over de dood in het algemeen en bijna-dood-ervaringen.
Reïncarnatie betekent letterlijk 'opnieuw vlees worden', opnieuw in een lichaam geboren worden. Volgens de reïncarnatieleer moeten mensen door een langdurige reeks van levens totdat zij zoveel wijsheid hebben verworven dat ze niet opnieuw geboren hoeven worden. Als een persoon sterft verlaat de ziel het dode lichaam. Deze ziel gaat over naar een andere dimensie, ik noem het hemel. Na korte of langere tijd in de hemel te zijn geweest, kiest de ziel opnieuw een aardeleven. In dat leven treft de ziel bepaalde ervaringen om zich verder aan te ontwikkelen.
Ik lees 'Wie was mijn kind?' 'Wie was mijn kind?' van Carol Bowman waarin verhalen staan over herinneringen aan vorige levens van kleine kinderen. Het boek is aangevuld met informatie en advies voor ouders.
Een zevenjarig jongetje zegt: 'Je kunt weer snel in een lichaam terugkomen om weer bij die mensen te zijn. Na de dood krijg je de kans om je als geest heel vrij te bewegen en de omstandigheden die je hebt achtergelaten, in de werkelijke tijd te zien. Je bent in een andere tijd dan hier op aarde. Dan ga je naar de hemel, voordat je terugkomt in een ander lichaam.'
Waarop de schrijfster zich het volgende afvraagt: Is onze geboorte, zoals de dichter Wordsworth schreef, slechts 'een slaap en een vergeten' van deze andere werelden?

Een ander boek dat ik vind heet 'Reïncarnatieverhalen van kinderen''Reïncarnatieverhalen van kinderen' door Peter en Mary Harrison. Hierin staat o.a. het verhaal van Mandy.
'Kleine Mandy herinnerde zich dat ze haar zuster was, die als baby aan een aangeboren hartafwijking was gestorven. De ouders waren gebroken, maar het enige waar Mandy moeite mee had - zoals ze haar ouders nu vertelde - was dat iedereen zoveel verdriet om haar had. Maar, zo voegde ze eraan toe: het was fijn om terug te komen.'

Half september zijn alle zwaluwtjes vertrokken naar het verre zuiden.
De mais wordt geoogst met grote machines, tractoren en karren.
Het is een spectaculair gezicht. De herfst is onmiskenbaar in aantocht. David en ik fietsen 's ochtends naar school. De wegen zijn bezaaid met beukennootjes. 'Mama, weet je wat ik zo moeilijk vind? Soms denk ik, is Anna nou dood of leeft ze?' Ik zeg dat ik denk dat Anna in de hemel leeft. Daar kan ze ons altijd zien en horen. Alleen wij kunnen dat meestal niet. En dat is erg verwarrend.

Ik krijg een bemoedigende droom. Ik droom dat ik door een huis loop waarvan de muren tot de grond zijn afgebroken. Ik loop door de verschillende kamers met meubels. Bijna val ik over een muurtje in een diepe afgrond. Ik kijk naar beneden maar val er niet in. Ik weet in deze droom dat de muren van dit huis weer zullen worden opgebouwd.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>