Ons wonderkind.
Voorjaar 2000.

H et is een zonnige zondag begin mei.
Langs de weg staat een blond jongetje. Hij kijkt naar een optocht van oude rijtuigen die getrokken worden door paarden. Er hoort een meisje naast hem te staan. Een driejarig meisje met wapperende blonde haartjes. Dat ook geniet van de trippelende paardevoeten en rammelende houten wielen.
STOP
Langs de weg staat een blond jongetje. Er komt een optocht langs van oude rijtuigen getrokken door paarden. Hij rent en fietst heen en weer over het pad. Hij oogt krachtig, stevig en vrolijk.
Vanaf mijn tuinbank kan ik hem horen zingen en fluiten. Julian zit op mijn schoot, een flinke, tevreden baby van vier en een halve maand. Vriendinnen kunnen hun ogen niet van hem afhouden. "O Yvonne, dat je toch zo'n mooi kind hebt gekregen.' Ze zeggen dat ie al zo wijs uit zijn ogen kijkt. Dat ie al echt zo'n kind lijkt, helemaal niet baby-achtig.
Ons wonderkind Julian. Grote stralende blauwe ogen kijken rond waar David is. Hij lacht het meest tegen zijn grote broer. Het liefst zou Julian al achter hem aanrennen.

Het is bij tijden moeilijk om ten volste te vertrouwen dat Julian gezond is. Met zeven weken is de eerste echo van de hartstreek gemaakt.
Alles oogde normaal. Maar soms kan ik de angst letterlijk in mijn buik voelen. We zijn sneller ongerust. Alles wat net even anders is dan normaal wordt met argwaan bekeken.
Hij lijkt op haar. De meeste mensen durven dit niet te zeggen. 'Hij gaat steeds meer op David lijken.'
Sinds Julian's geboorte verschijnt Anna nauwelijks meer in mijn dromen. Een keer droom ik van hen beiden. Ik wil Julian verschonen en aankleden op het aankleedkussen. Frans zegt tegen mij: 'Anna ligt ook onder dit aankleedkussen, kijk maar'. Ik schrik hiervan, ben bang om een vergaan lichaam te zien. Maar kijk: uit het aankleedkussen komt een gave Anna tevoorschijn.

Haar eerste sterfdag en geboortedag hebben we achter de rug.
Op haar sterfdag hebben we op het grafje een houten gedenkbord geplaatst met de tekst: 'Onze Anna is terug naar het licht. Haar ziel leeft eeuwig.'
's Middags kwam er met de post een rekening van het ziekenhuis, gericht aan A. Veenstra. Het was nog van de obductie. Dit klinkt ongelooflijk maar het is echt gebeurd. Er was die dag bij ons beiden zo'n gevoel van: deze ziel is allang weer bij ons. Een gevoel dat we met de grootste omzichtigheid betrachten.
Haar geboortedag was eigenlijk veel droeviger. Het kind Anna had gewoon drie jaar moeten worden.

Door de warmte van de afgelopen dagen zijn alle bomen alweer getooid in hun groene kleed.
We hebben hard gewerkt in de tuin. In de moestuin zijn op de zwarte bedden duidelijk de rijtjes van de tere zaailingen te zien.

De zwaluwtjes zijn teruggekomen.
Ze vliegen rond de boerderij en inspecteren het nestje op de deel.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>