Twee grote warme handen.
Woensdag 3 maart 1999.

D e ochtend na de begrafenis heb ik de volgende droom.
Ik zie een sneeuwlandschap.
In het midden loopt een weg die vrij van sneeuw is.
Er komt in volle vaart een auto aanrijden die niet te stoppen is. Op dat moment steekt een kindje op een fiets de weg over. Het zit op ons rode bakfietsje dat David op z 'n tweede verjaardag kreeg.
De auto passeert net nadat het kind is overgestoken en rijdt in vliegende vaart naar rechts over een parallelweg verder. Ik verwacht dat de auto zal botsen tegen de huizen die daar langs de weg staan maar dit gebeurt niet. De parallelweg komt weer uit op de grote weg en de auto slaat linksaf, gaat terug.
Het kindje is verdwenen.

David gaat in het kippenhok kijken en komt terug met twee eieren.
De eerste eitjes sinds oktober!
Hij begint aan een tekening van de begrafenis. We zien een graf met daarin en kist waarin een poppetje ligt met lange benen. Daarbovenop liggen zand en bloemen. Iemand staat zand te scheppen en er staan drie poppetjes bij het graf. Twee grote met in hun midden een klein poppetje.
Vanuit de hemel daalt de regen neer in de vorm van grijze streepjes waarmee de hele bladzijde is bedekt.
David zegt tegen ons: " jullie zijn zwarte potloden".
We hangen de vlinderslingers op in de kinderkamer. David tekent vlinders voor Anna.

's Middags gaan we met de auto van de buurtjes naar het graf.
Het is een bloemenzee met de elfjes in het midden. David loopt rond en zet alle omgewaaide bloemetjes rechtop bij de andere kindergraven.
We maken hem duidelijk dat Anna's lichaam onder al deze bloemen ligt. Het voelt heel onwerkelijk.
Na de koffie bij de buurtjes lopen we over de grote weg naar huis. De boerderij is al zichtbaar aan de linkerkant van de weg. De lucht wordt alweer donker en het begint iets te regenen, maar rechts piept de zon. We kijken uit naar een regenboog en ja hoor: er verschijnt een prachtige regenboog vlakbij ons huis. Je kunt zien dat het begin nog voor de bosrand zit op de akker waar wij vanuit de woonkamer op kijken. Het voelt voor ons volkomen vanzelfsprekend om op dat ogenblik een regenboog te zien.
Als we iets verder lopen zien we de regenboog precies boven het dak van ons huis omhoog komen. Alsof Anna ons een teken geeft.
Ik voel me leeg en moe. En wacht op het moment dat ik in een diepe put val.
Aan de andere kant voel ik ook heel veel rust in mezelf, afkomstig van Anna. Of is dit zelfbedrog van de geest die de pijn weghoudt, nog niet aan kan?
Het is moeilijk voor te stellen dat ze al bijna een week niet meer bij ons is.

Donderdagochtend 4 maart 1999: in mijn slaap/halfslaap? - liggend op mijn rug - voel ik heel lijfelijk dat twee grote warme handen mijn handen stevig vasthouden. Dit kalmeert en is absoluut niet beangstigend. Het zijn niet de handen van Frans die nog naast me ligt te slapen.

Droom: Frans en ik zijn in een gebouw, een soort schouwburg.
De voorstelling is afgelopen en we willen onze jassen uit de garderobe ophalen. Deze ligt onderaan een trap die we afgaan. Het ziet er donker uit, de deuren zijn al afgesloten.
We gaan weg zonder jassen.

<< vorig                  inhoudsopgave                  volgend >>